De vrouw van een poenderaar

Het is bijna maart, jeugdboekenmaand, maar ik had vorige week al een paar lezingendagen en deze krokusvakantie valt perfect om even stil te staan bij mijn bezigheden. Of om het met de woorden van een achtjarige uit Destelbergen te zeggen: ‘Waarom doe je dat eigenlijk, boeken schrijven?’ Een klein meisje met een grote bril was het, haar klasgenoten jouwden haar uit maar zij glimlachte van trots over haar originele vraag. Ze legde uit dat ze met haar dyslexie niet goed kon lezen en vond dat er meer dan genoeg boeken waren, ‘en dan kun jij gewoon iets anders doen’, zei ze vrolijk. Ik zei dat ze groot gelijk had om de dingen in vraag te stellen maar een echt antwoord gaf ik haar niet.

Ik ben natuurlijk nog vele andere dingen dan schrijfster van kinderboeken, ik ben ook de vrouw van een poenderaar, zoals mijn man zich vandaag in de krant outte. Hij schrijft om de twee dagen een cursiefje voor De Standaard en ook al is dat eigenlijk tovenarij naast zijn fulltimejob, toch doet hij het. Hij harkt het bij elkaar op de schaarse verloren momenten, een poenderaar van de letteren. Ik was erbij, toen hij die namiddag verpoenderde in de tuin, mooi was het om hem te zien scharrelen als de kippen destijds, en wat nog mooier was, ik deed toen helemaal niets – behalve lezen. De werkelijkheid buiten mij bestond nog, maar ik dook toch telkens weer in mijn boek, vol verlangen naar de volgende pagina, tot ik in die papieren werkelijkheid werd opgenomen. Een goed boek begeleidt je naar een zachte bank, sluit de deur en zegt: blijf nu maar even zitten en laat die schouders zakken. Werken aan je core stability maar dan in je hoofd, je gedachten verstevigd zien in de woorden van een ander, zoveel redenen om te lezen – al hoeft niet iedereen het te doen, je kunt ook gewoon leven dat de stukken ervan af vliegen als je daar talent voor hebt.

Van lezen kan ik niet leven maar van het schrijven wel, en dat komt het dichtste in de buurt van wat lezen zo onweerstaanbaar maakt. Ik hou het in gedachten voor als er nog eens iemand wat anders te vragen heeft dan ‘Hoe oud ben je’ of ‘Hoe heten je katten?’ Ik zorg voor brood op de plank, ga ik antwoorden, als vrouw van een parttime-poenderaar, en kleine meisjes met grote brillen gaan dat begrijpen.   

Plaats een reactie