Snit en naad (4): Ultraslow fashion

Mijn moeder gaf les in de richting ‘snit en naad’, een begrip dat in 1976 werd omgedoopt tot ‘kleding’. Dat klonk aantrekkelijker dan de tweeledige term die louter op de handelingen van knippen en naaien focuste. Bovendien werd het routineuze bandwerk vanaf de jaren zeventig steeds meer uitbesteed aan lagelonenlanden. Snit en naad was voor de rijen naaisters die een hele dag tegen de tijd dezelfde lappen stof aan elkaar stikten. De jobs die hier overbleven, hebben zogenaamde toegevoegde waarde: creatieve jobs, patronen ontwerpen, de boel coördineren en managen… Dat overzeese arbeidsters die toegevoegde waarde moeten missen hebben wij lang normaal gevonden. Ook dat ze zwaar onder het minimumloon betaald krijgen, dat ze dan dubbele shifts draaien om toch nog aan een basisloon te komen of hun kinderen van school halen om ook hun steentje bij te dragen. Ik kan mijmeren over een kindertijd waarin mijn moeders Pfaff 322 er geruststellend op los bonkte terwijl ik nog in bed lag, het zal vast anders klinken als je tussen honderden anderen zelf aan die naaimachine zit.

Waarom heet het fast fashion als er een omweg langs China, India en Bangladesh wordt gemaakt? Als snelheid de drijfveer was, lieten kledingbedrijven hun collectie toch gewoon hier produceren? Maar geld telt beter op en daarom varen containerschepen driftig heen en weer met onze nieuwe jeansbroeken en truitjes. Stijgen de lonen in China? Dan zoeken grote merken het elders. Dat terwijl arbeid in de productie van een T-shirt maar 2 à 3 procent van de totale kost beslaat. Als je je begint in te lezen, wil je voortaan naakt de straat op – daar is het toch niet het juiste seizoen voor.

Van fast fashion was nog geen sprake toen ik als kind meeging naar de school waar mijn moeder met een lintmeter als halssnoer door de betegelde gangen liep. Mijn zus en ik waren model in de jaarlijkse schoolmodeshow. We droegen creaties van leerlingen die met kopspelden tussen de lippen nog snel wat extra plooien legden in onze jurken of broekpakken en ons dan de catwalk op duwden en fluisterden dat we moesten lachen. Het klaslokaal waar we ons in stilte met de andere dochters van leerkrachten moesten bezighouden had hoge plafonds en rook metalig, als er ook jongensmodellen waren ben ik die vergeten – jongens vond ik nietig en beklagenswaardig, als ik er al iets van vond. Elk jaar had mijn moeder minder leerlingen, klassen van twee waren geen uitzondering. Ze deed huisbezoeken met als doel nieuwe leerlingen te ronselen, zonder veel resultaat. Toch versaagde ze niet, daarvoor was haar liefde voor het vak te groot.

Intussen huist de muziekafdeling van de Academie voor Podiumkunsten in het schoolgebouw, waar mijn jongste zoon het vak ‘combo en improvisatie’ volgt. Hij weet dat zijn oma er ooit lesgaf maar focust op de pianotoetsen als hij in het lokaal zit, elke keer in dezelfde lange broek – eentje van de H&M dat gelukkig al door twee broers werd gedragen – met daarop zijn donkerblauwe hoodie. Ik voelde nooit het vuur om hem in zelfgemaakte smockhemdjes de deur uit te sturen, nog los van mijn onkunde zou dat tot onnodige gezinsdrama’s hebben geleid. Maar ik mag ook geen kleren voor hem kopen. Onze kinderen zijn een voorbeeld op vlak van slow fashion. Ze willen nooit iets, en als er gaten in hun schoenen vallen, nemen ze de rol ducttape ter hand. Ze grootbrengen heeft heel wat voeten in de aarde, maar in nood kunnen we ons altijd nog aan hun minuscule voetafdruk optrekken.

Een reactie op “Snit en naad (4): Ultraslow fashion

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s